zelfstandig naamwoord
Afbreking: Pra·xis
Niet gebruikt het pluralis f de Pra­xis
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Gegenstück to de Theorie
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Dat höört sik goot an, is in de Praxis aver swoor ümtosetten.
[2]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits: