Uitspraak in het Plat: /laxʃuː͡ɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Lach·schuur
Pluralis: La­ch­schuurn n dat La­ch­schuur
Pluralis: La­ch­schuur f de La­ch­schuur Westfaals
Pluralis: La­ch­schuur n dat La­ch­schuur
Pluralis: La­ch­schüür n dat La­ch­schuur
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: lachen + Schuur