Pluralis: Schuurn n dat Schuur
Pluralis: Schuur f de Schuur Westfaals
Pluralis: Schuur n dat Schuur
Pluralis: Schüür n dat Schuur
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
bui
Engels:
Duits:
[2]
geavanceerde woordenschat
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Identieke woorden ››› Schuur ❔︎ Schüür ❔︎