Uitspraak in het Plat: /lɛːvənsɡɛfɔː͡ɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Le·vens·ge·fohr
Pluralis: Le­vens­ge­foh­ren f de Le­vens­ge­fohr
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Gefohr, de dat Leven bedrauht
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Leven + Gefohr