zelfstandig naamwoord
Afbreking: Le·ven
Pluralis: Le­ven n dat Le­ven
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
[2]
geavanceerde woordenschat
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
[3]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:

Etymologie:

Woord afgeleid van: leven
Identieke woorden ››› leven ❔︎ leven ❔︎