Geter
in het Nedersaksisch
Uitspraak in het Plat:
/ˈɡɛɪ̯·tɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking:
Ge·ter
Pluralis:
Geters
m
de Geter
[1]
kaart voordoen
geavanceerde woordenschat
actief
×
kaart voor onderbetekenis [1] van „Geter”
bekend
onbekend
bekend in de dialectgroep
onbekend in de dialectgroep
onbepaald
Over de kaarten
Stader Geest:
Marcus Buck: mündlich nawiest op de Stoder Geest
Hamburg:
Otto Furcht:
Wörterbuch der Sprache des Alten Landes bei Stade.
Stalling, Ollnborg 1936, Siet 10
Nedersaksisch:
Kann
to
’t
Geten
Nederlands:
gieter
Engels:
watering
can
watering
pot
Duits:
Gießkanne
Spritzkrug
Spritzkanne
Mummelgrummel, CC BY-SA 3.0
[2]
kaart voordoen
geavanceerde woordenschat
actief
×
kaart voor onderbetekenis [2] van „Geter”
bekend
onbekend
bekend in de dialectgroep
onbekend in de dialectgroep
onbepaald
Over de kaarten
Schleswiger jüm-Gebiet:
En Mundvull Snack.
Runn Plattdüütsch plegen, Uthlande-Verlag, Noordstrand 2006, ISBN 978-3-9810833-0-9, Siet 22
Nedersaksisch:
Hals
von
en
Kann
Nederlands:
tuit
Engels:
spout
Duits:
Ausgießer
Tülle
Etymologie:
Samensteld woord gevormd door:
geten
+
-er
Samensteld woorden:
Geelgeter
Grapengeter
Tinngeter
Rijmwoorden
Plattmakers is een Nedersaksisch woordenboek dat ook vertalingen in verschillende talen biedt. Krijg meer informatie.
Nieuwe vertaling voorstellen
zoeken:
Taal veranderen naar:
Plattdüütsch
Deutsch
English
Taal blijvend veranderen