Uitspraak in het Plat: /tɛɪ̯ɡəlɛɪ̯/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Te·ge·lee
Pluralis: Te­ge­le­en f de Te­ge­lee
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Bedriev, de Tegels herstellt
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Tegel + -ee