Uitspraak in het Plat: /buːtn̩vant/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Bu·ten·wand
Pluralis: Bu­ten­wänn f de Bu­ten­wand Westfaals, Oostfaals, Mecklenburgisch, Märkisch
Pluralis: Bu­ten­wann f de Bu­ten­wand Noord-Nedersaksisch
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Dat Huus is slecht isoleert. De Butenwand is ganz koolt.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: buten + Wand