Knooplock in het Nedersaksisch

Uitspraak in het Plat: /knɔu̯plɔk/

zelfstandig naamwoord

Afbreking: Knoop·lock

Pluralis: Knooplöcker n dat Knooplock

[1]

kaart

geavanceerde woordenschat

Nedersaksisch:

Lock, dör dat de Knoop steken warrt

Nederlands:

knoopsgat

Engels:

button hole

Duits:

Knopfloch

Voorbeelden:

Hier an mien Knooplock steiht en Faden af. Kannst du mi den afsnieden?

afbeelding, dat de onderbetekenis illustreerd

Maksim, CC-BY-SA-3.0

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Knoop + Lock

Plattmakers is een Nedersaksisch woordenboek dat ook vertalingen in verschillende talen biedt. Krijg meer informatie.