zelfstandig naamwoord
Afbreking: Sna·cker
Pluralis: Sna­ckers m de Sna­cker
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Duits:
Voorbeelden:
He is en Snacker un snackt veel, wenn de Dag lang is.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: snacken + -er