Uitspraak in het Plat: /œ͡ɐɡəl/ 🔊︎
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Ör·gel
Pluralis: Ör­geln f de Ör­gel
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
De Kanter hett op de Örgel speelt.
Identieke woorden ››› Orgel ❔︎