zelfstandig naamwoord
Afbreking: Un·glück
Niet gebruikt het pluralis n dat Un­glück
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
[2]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Epilepsie, Fallsucht
Nederlands:
Duits:
Voorbeelden:
Se kriggt faken dat Unglück.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: un- + Glück