Uitspraak in het Plat: /fəɾʃɛːl/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Ver·scheel
Pluralis: Ver­sche­len m de Ver­scheel
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
[2]
geavanceerde woordenschat
figuratief
Nedersaksisch:
Menung (de afwiekt)
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Na mien Verscheel mööt wi dat so maken.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: ver- + schelen