Uitspraak in het Plat: /pʊtt͡sɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Put·zer
Pluralis: Put­zers m de Put­zer
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Putz + -er