zelfstandig naamwoord
Afbreking: Rie·der
Pluralis: Rie­ders m de Rie­der
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
De Rieder is ut’n Sadel fullen.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: rieden + -er