zelfstandig naamwoord
Afbreking: Da·tum
Pluralis: Da­ten n dat Da­tum
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
[2]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits: