Karkenstüür in het Nedersaksisch

Uitspraak in het Plat: /ˈka͡ɐkn̩ˌstyː͡ɐ/

zelfstandig naamwoord

Afbreking: Kar·ken·stüür

Pluralis: Karkenstüürn f de Karkenstüür

[1]

geavanceerde woordenschat

bestuur

Nedersaksisch:

Stüür, de an de Kark geiht

Nederlands:

kerkbelasting

kerkelijke belasting

Engels:

church tax

Duits:

Kirchensteuer

Voorbeelden:

Ik bün ut de Kark rut. Ik wull keen Karkenstüür mehr betahlen.

Etymologie:

Samensteld woord gevormd door: Kark + Stüür

Plattmakers is een Nedersaksisch woordenboek dat ook vertalingen in verschillende talen biedt. Krijg meer informatie.

Nieuwe vertaling voorstellen