bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: sap·pig
sappiger sappigst
[1]
geavanceerde woordenschat
[2]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
De Barken sünd frisch un sappig.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Sapp + -ig