Uitspraak in het Plat: /sabəlbyːdəl/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Sab·bel·bü·del
Pluralis: Sab­bel­bü­dels m de Sab­bel­bü­del
[1]
geavanceerde woordenschat
figuratief
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
chatterbox Meer tonen
Duits:
Schwätzer Meer tonen
Voorbeelden:
Du büst en Sabbelbüdel! Dor stickt doch nix achter!

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: sabbeln + Büdel