Uitspraak in het Plat: /bɔu̯knɛçt/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Bo·knecht
Pluralis: Bo­knech­ten m de Bo­knecht Noord-Nedersaksisch
Pluralis: Bo­knechts m de Bo­knecht Pruisisch

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: boen + Knecht