Uitspraak in het Plat: /stambɔu̯m/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Stamm·boom
Pluralis: Stamm­bööm m de Stamm­boom Westfaals, Noord-Nedersaksisch, Pommersch, Pruisisch
Pluralis: Stamm­bo­men m de Stamm­boom
[1]
geavanceerde woordenschat
figuratief
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Stamm + Boom