Uitspraak in het Plat: /ʃɾʊmpəl/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Schrum·pel
Pluralis: Schrum­peln f de Schrum­pel Noord-Nedersaksisch
Pluralis: Schrum­pels f de Schrum­pel Noord-Nedersaksisch
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:

Etymologie:

Woord afgeleid van: schrumpeln