Uitspraak in het Plat: /ʃœpva͡ɐk/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Schöpp·wark
Pluralis: Schöpp­war­ken n dat Schöpp­wark
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: schöppen + Wark