zelfstandig naamwoord
Afbreking: Snitt·jer
Pluralis: Snitt­jers m de Snitt­jer
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
[2]
perifere woordenschat

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: snittjen + -er