Uitspraak in het Plat: /ɔphɔːln̩/
werkwoord
Afbreking: op·ha·len
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Duits:
Voorbeelden:
Haalt den Anker op!
[2]
geavanceerde woordenschat
[3]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Duits:

Werkwoordvormen:

infinitief:
op­ha­len
voltooid deelwoord:
op­haalt
ik
du
he/se/dat
wi
ji
se
tegenwoordig:
ik haal op
du haalst op
he/se/dat haalt op
wi haalt op
ji haalt op
se haalt op
verleden:
ik heel op
du heelst op
he/se/dat heel op
wi he­len op
ji he­len op
se he­len op
voltooid:
ik heff op­haalt
du hest op­haalt
he/se/dat hett op­haalt
wi hebbt op­haalt
ji hebbt op­haalt
se hebbt op­haalt
conjunctief:
ik heel op
du heelst op
he/se/dat heel op
wi he­len op
ji he­len op
se he­len op
imperatief:
haal op!
haalt op!

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: op + halen