zelfstandig naamwoord
Afbreking: Swem·mer
Pluralis: Swem­mers m de Swem­mer
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
vör allen Sportlers
Nederlands:
Engels:
Duits:
[2]
perifere woordenschat

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: swemmen + -er