Uitspraak in het Plat: /pɔu̯liːtɪkɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Po·li·ti·ker
Pluralis: Po­li­ti­kers m de Po­li­ti­ker
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Dat kummt nich faken vör, dat de Politikers sik all enig sünd.

Etymologie:

Woord afgeleid van: -er