Sneeschoh in het Nedersaksisch

Uitspraak in het Plat: /snɛɪ̯ʃɔu̯/

zelfstandig naamwoord

Afbreking: Snee·schoh

Pluralis: Sneeschoh m de Sneeschoh West-groep, Noord-Nedersaksisch, Westfaals, Pommersch

Pluralis: Sneeschöh m de Sneeschoh

Pluralis: Sneeschohn m de Sneeschoh

[1]

perifere woordenschat

Nedersaksisch:

Schoh, de dat Wicht op en groot Flach verdeelt, dat man beter op Snee lopen kann

Nederlands:

sneeuwschoen

Engels:

snow shoe

Duits:

Schneeschuh

Voorbeelden:

In ’n Winter wöölt wi in de Bargen. Ik heff mi sogoor Sneeschoh kofft.

afbeelding, dat de onderbetekenis illustreerd

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Snee + Schoh

Plattmakers is een Nedersaksisch woordenboek dat ook vertalingen in verschillende talen biedt. Krijg meer informatie.