Uitspraak in het Plat: /ɡastɡɛːvɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Gast·ge·ver
Pluralis: Gast­ge­vers m de Gast­ge­ver
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Gast + Gever