zelfstandig naamwoord
Afbreking: In·druck
Pluralis: In­drück m de In­druck
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
wat, wat sik inpräägt
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Wat hest du för en Indruck von em?

Zegswijzen en vaste verbindingen:

Indruck maken
[2]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
positiv dorstahn bi en Person
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: in + Druck