zelfstandig naamwoord
Afbreking: Land·stand
Pluralis: Land­stänn m de Land­stand
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Vertreders von de Sellschop, de dat Land gegenöver den Landsherrn vertreden hebbt
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Land + Stand