Uitspraak in het Plat: /fɛː͡ɐjʊŋ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Fähr·jung
Pluralis: Fähr­jun­gs m de Fähr­jun­g West-groep, Noord-Nedersaksisch, Märkisch
Pluralis: Fähr­jun­gen m de Fähr­jun­g
[1]
perifere woordenschat
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
De Fährjung müss dat Deck schrubben.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Fähr + Jung