zelfstandig naamwoord
Afbreking: Num·mer
Pluralis: Num­mern f de Num­mer
Pluralis: Num­mern n dat Num­mer
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Tall, Kenntall
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
[2]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Identieke woorden ››› nümmer ❔︎