Uitspraak in het Plat: /fɾɛɪ̯haɪ̯t/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Free·heit
Pluralis: Free­hei­den f de Free­heit
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Tostand von dat Freewesen
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: free + -heit