zelfstandig naamwoord
Afbreking: Pan·zer
Pluralis: Pan­zers m de Pan­zer
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
en panzert Fohrtüüg
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
De Panzer is op en Mien föhrt.
[2]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits: