Uitspraak in het Plat: /dɪnɡəlɪç/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: din·ge·lig
dingeliger dingeligst
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Duits:
Voorbeelden:
Mi is en beten dingelig tomoot.

Etymologie:

Woord afgeleid van: -ig