Uitspraak in het Plat: /kɪnɐvɪçt/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Kin·ner·wicht
Pluralis: Kin­ner­wich­ter n dat Kin­ner­wicht
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Voorbeelden:
So veel Geld hebbt wi nich, dat wi uns en Kinnerwicht tügen köönt.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Kind + Wicht