zelfstandig naamwoord
Afbreking: Kut·scher
Pluralis: Kut­schers m de Kut­scher
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Kutsch + -er