Uitspraak in het Plat: /ɡasta͡ɐbaɪ̯dɐ/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Gast·ar·bei·der
Pluralis: Gast­ar­bei­ders m de Gast­ar­bei­der
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
De Gastarbeiders schullen as Gast kamen, sünd aver bleven.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Gast + Arbeider