Uitspraak in het Plat: /bɾɔːkfɛlɪç/
bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: braak·fäl·lig
braakfalliger braakfalligst
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Dat ole Huus weer braakfällig un müss afreten warrn.
[2]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Mit dat Öller bün ik bilütten braakfällig worrn.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Fall + -ig