zelfstandig naamwoord
Afbreking: Sacht·patt
Pluralis: Sacht­pa­den m de Sacht­patt Noord-Nedersaksisch
Pluralis: Sacht­pad­den m de Sacht­patt
[1]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Duits:
Voorbeelden:
[2]
perifere woordenschat
figuratief
Nedersaksisch:
Duits:
Voorbeelden:
He is en olen Sachtpatt, de sik jümmer anslickt.

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: sacht + Patt