zelfstandig naamwoord
Afbreking: An·holt
Pluralis: An­hol­ten m de An­holt
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Betog; wat, wo man sik an holen kann
Nederlands:
Duits:
Voorbeelden:
[2]
geavanceerde woordenschat
Nederlands:
Duits:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: an + Holt
Identieke woorden ››› Anholt ❔︎