Uitspraak in het Plat: /taʃn̩ɡɛlt/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Ta·schen·geld
Pluralis: Ta­schen­gel­ler n dat Ta­schen­geld
[1]
perifere woordenschat
Voorbeelden:
Ik bruuk mehr Taschengeld!

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Tasch + Geld