zelfstandig naamwoord
Afbreking: A·gent
Pluralis: A­gen­ten m de A­gent
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
[2]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
[3]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Person, de wisse Opgaav för en Schauspeler, Sportler, Schriever, Künstler, Musiker oder Model övernimmt
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:

Etymologie:

Woord afgeleid van: -nt