Uitspraak in het Plat: /vɔːˑçʃɔːˑl/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Waag·schaal
Pluralis: Waag­scha­len f de Waag­schaal
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Schaal, in de bi en Waag de Gewichten un dat Weegstück rinkaamt
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Legg doch nich jeed Woort lieks op de Waagschaal!

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Waag + Schaal