bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: fuch·tig
fuchtiger fuchtigst
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
wak
Engels:
wet Meer tonen
Duits:
Voorbeelden:
[2]
geavanceerde woordenschat
figuratief
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
chipper Meer tonen
Duits:
munter Meer tonen
[3]
perifere woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
angry Meer tonen
Duits:
erbost Meer tonen
Voorbeelden:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: fucht + -ig
Identieke woorden ››› fuchtig ❔︎