bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: klas·sisch
klassischer klassischst
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
so as in de Tiet, de in en Themenrebeed as dat Vörbild ansehn warrt
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Ik höör geern klassische Musik.
[2]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
in en typische Form
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
Dat is wedder dat klassische Bispeel!

Etymologie:

Woord afgeleid van: -isch