Uitspraak in het Plat: /ɔu̯ɡn̩blɪk/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: O·gen·blick
Pluralis: O­gen­bli­cken m de O­gen­blick
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Oog + Blick