bijvoegelijk naamwoord
Afbreking: lu·ther·sch
lutherscher lutherschst
[1]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
von de luthersche Kark
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:
[2]
geavanceerde woordenschat
Nedersaksisch:
Nederlands:
Engels:
Duits:
Voorbeelden:

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: Luther + -sch