Uitspraak in het Plat: /kɾankn̩huːz/
zelfstandig naamwoord
Afbreking: Kran·ken·huus
Pluralis: Kran­ken­hüüs n dat Kran­ken­huus Noord-Nedersaksisch, Pommersch
Pluralis: Kran­ken­hü­ser n dat Kran­ken­huus Westfaals, Noord-Nedersaksisch, Oostfaals, Märkisch, Pommersch
Pluralis: Kran­ken­hu­sen n dat Kran­ken­huus
[1]
geavanceerde woordenschat

Etymologie:

Samengesteld woord gevormd door: krank + Huus